Waterwinning duurzaam combineren

Laatste nieuws

Laatste nieuws

06 jun, 15:16 •

Lancering webpagina “Waterwinst, waterwinning duurzaam combineren” op BTO-dag

03 mrt, 15:49 •

Webpagina klaar voor BTO-bijeenkomst 10-3-2016

Rivierengebied

Het rivierenlandschap omvat de huidige en voormalige overstromingsvlaktes van Maas, Waal, Rijn en IJssel vanaf de Nederlandse grens tot waar deze rivieren in het IJsselmeer of het zoute estuarium uitmonden. Het gaat dus ook om de gebieden, die door de aanleg van dijken zijn afgeschermd van de directe overstromingsinvloed. Daarnaast worden ook enkele kleinere takken tot het rivierengebied gerekend, zoals de benedenloop van de Overijsselse Vecht.

 

Doorsnede rivierdal

Schematische doorsnede door een rivierdal, met een onderscheid tussen jonge delen met veel dynamiek – vooral erosie en sedimentatie – en oudere delen met meer stabiliteit. Bron: www.natuurkennis.nl

Ontstaan

Het huidige rivierenland is vooral in het Holoceen, de laatste tienduizend jaar, ontstaan. Maar de moderne Rijn en Maas zijn in de laatste drie miljoen jaar ontstaan. In de afgelopen twee en een half miljoen jaar wisselden ijstijden en tussenijstijden elkaar af. De riviersystemen in de warme periodes (zoals nu) verschilden aanzienlijk van die in de ijstijden.

Tijdens ijstijden was er sprake van grote neerslagverschillen gedurende het jaar. In het voorjaar kwam er bijvoorbeeld heel veel smeltwater vrij. Het stroomgebied van de rivieren was schaars begroeid. Hierdoor konden bodems gemakkelijk door het water worden meegevoerd (geërodeerd). Doordat tijdens koudere periodes rivieren hun loop steeds verlegden, kwamen oude rivierbeddingen vaak droog te liggen. De combinatie van schaarse of ontbrekende begroeiing en harde poolwinden zorgden voor de vorming van rivierduinen.

In de warmere tussenijstijden varieerde de waterstand tussen de seizoenen minder dan tijdens de ijsstijden. Door de begroeiing van het stroomgebied werd er dus ook minder materiaal geërodeerd. Door de opwarming van het klimaat smolten de polaire ijskappen, waardoor de zeespiegel steeg. Hoogteverschillen in het rivierenland werden daardoor kleiner. In dergelijke periodes kregen rivieren een meanderend karakter en meanderende rivieren verleggen vaker hun loop.

Pas in de laatste duizend jaar heeft de mens de rivierlopen vastgelegd in een systeem van dijken en kribben. De grootschalige dijkaanleg is in de veertiende eeuw begonnen.

Bron paragraaf: www.geologievannederland.nl

Natuurlijke processen

Zie de beschrijving van het rivierengebied op de site: natuurkennis.

Rivierdalsysteem

Schematische doorsnede door een rivierdal, met een onderscheid tussen jonge delen met veel dynamiek – vooral erosie en sedimentatie – en oudere delen met meer stabiliteit. Bron: www.natuurkennis.nl

 

Bedreigingen via het grondwater

Met betrekking tot de abiotiek zijn in het rivierengebied, naast de voedselrijkdom en textuur van de bodem (zand, zavel, klei), het waterregime en de waterkwaliteit bijzonder bepalend voor de natuur, de levensgemeenschappen en flora en fauna. De processen die op landschapsniveau een belangrijke rol spelen zijn: periodieke overstromingen met rivierwater, de grondwaterstand en -dynamiek en de aanwezigheid van (lokale) kwel als gevolg van hoge rivierpeilen of polderpeilverschillen.

  • Veranderingen in de grondwaterstand hebben een effect op de (lokale) kwelsituatie.
  • Veranderingen in peilniveau’s en kadehoogten zijn van invloed zijn op de periodieke overstroming.
  • Veranderingen in de grondwaterstand, peilniveau’s, kadehoogten en wijze waarop het oppervlaktewater door een gebied geregeld wordt zijn daarom bepalend voor waterkwaliteit.

 

Literatuur